fierljeppende friezen over het slagveld
onderdelen van polsstoksperen gevonden in depot fries museum
Friese krijgers in de middeleeuwen maakten gebruik van zogenaamde polsstoksperen, in het Oudfries ook wel bekend als kletsie.
Friese krijgers in de middeleeuwen maakten gebruik van zogenaamde polsstoksperen, in het Oudfries ook wel bekend als kletsie.
conservator diana spiekhout over de kletsie
hoogtepunten van de middeleeuwententoonstelling
nu via de webshop
Junior conservator Casper J. van Dijk is gespecialiseerd in middeleeuws wapentuig en deed voor het Fries Museum de afgelopen maanden o.a. onderzoek naar de collectie middeleeuwse wapens en het wapengebruik. Van Dijk vond in het depot van het Fries Museum fysieke resten van polsstoksperen. De eigenaardige voorwerpen, voorheen gedetermineerd als ‘reiskandelaars’, blijken de voetjes te zijn van polsstoksperen, ofwel kletsie.
Het museum liet aan de hand van deze vondsten een replica maken van zo’n kletsie voor de tentoonstelling Vrijheid, Vetes, Vagevuur: de middeleeuwen in het Noorden. Fierljepkampioen Ysbrand Galama nam de proef op de som en probeerde de replica uit. De geteste, door Galama goedgekeurde polsstokspeer is samen met de vondsten vanaf 10 september te zien in de nieuwe expositie van het Fries Museum.
Eén van de beroemdste activiteiten uit Friesland, het fierljeppen, is dus al eeuwen oud. In de middeleeuwen was een polsstok niet alleen een middel om over een sloot te springen, maar ook een wapen.
Citaat van Casper J. van Dijk en Jeroen Punt uit het boek Vrijheid, Vetes, Vagevuur. De middeleeuwen in het Noorden. Vanaf 10 september verkrijgbaar.
kletsievoetjes
Het gebruik van polsstoksperen door Friese krijgers kennen we niet alleen uit historische bronnen, maar ook van diverse middeleeuwse afbeeldingen, zoals zegels, muurschilderingen en tekeningen in boeken. Tot voor kort ontbrak het echter aan fysieke resten. Daar is nu verandering in gekomen, want het Fries Museum blijkt vier van deze kletsievoetjes in de collectie te hebben, en het Noordelijk Archeologisch Depot in Nuis nog eens twee. De vondst is echter geen toeval, junior conservator Casper J. van Dijk had al een vermoeden en deed gericht onderzoek naar de ‘reiskandelaren’. Twee zijn gevonden tijdens de kanalisatie van de rivier de Tjonger of Kuinder tussen 1886 en 1888, de andere werden gevonden tijdens de afgraving van verschillende kerkterpen, waaronder Britsum en Cornjum en een aantal onbekende terpen. De kletsievoetjes zullen te zien zijn in het Fries Museum in de nieuwe tentoonstelling Vrijheid, Vetes, Vagevuur: de middeleeuwen in het Noorden, vanaf. Ook schrijven Casper J. van Dijk en Jeroen Punt erover in de publicatie bij de tentoonstelling, in een artikel genaamd ‘Fierljeppend over het slagveld’.
typisch fries
Schaumburg zag het zelf en dacht dat hij in een bos keek. Die uit Friesland hadden veel pieken, en deze waren langer dan die van onze huurlingen [daarmee bedoelt hij zijn landsknechtleger]. Deze pieken noemt hij ‘schotten’, en ze hebben aan de onderkant gaffels of schijven. Deze zetten zij in drassige sloten wanneer zij hieroverheen willen springen, zodat deze niet blijven steken in de sloot.
Zo omschreef de biograaf van Wilwolt von Schaumburg (1446-1510) – een kapitein van een groep door hertog Albrecht van Saksen (1443-1500) geronselde huurlingen – de bewapening van de Friese troepen tijdens de Slag bij Laaxum in 1498. Schaumburgs biograaf merkt in zijn omschrijving een interessant historisch fenomeen op, namelijk het gebruik van pieken of speren die tevens als polsstok fungeerden.
Polsstokspringen is een gebruik dat we tegenwoordig vooral met de huidige provincie Friesland in verband brengen. Uit wat er bekend is van de Kletsies blijkt dat Friezen dit ook al in de middeleeuwen deden en dat dit gebruik tot aan de Deense grens toe bekend was. Middeleeuws Friesland was niet het enige gebied met een drassig en nat landschap. Geen wonder dat in de late middeleeuwen in heel Noordwest-Europa – van Vlaanderen tot Nordfriesland in het noordelijkste puntje van Duitsland – vergelijkbare wapens te vinden waren.
vrijheid, vetes, vagevuur
Van 10 september 2022 tot en met 7 mei 2023 presenteert het Fries Museum Vrijheid, Vetes, Vagevuur: de middeleeuwen in het Noorden. De tentoonstelling toont nieuwe wetenschappelijke inzichten over de samenleving van het noorden in de volle en late middeleeuwen. Het Friesland van toen (Tota Frisia) strekte zich uit van de huidige provincie Friesland tot aan de Wezer in het Duitse Ostfriesland. In tegenstelling tot elders in Europa bestuurden de Friezen zichzelf, kozen ze hun eigen rechters, hadden ze een eigen taal en een eigen kenmerkende kledingstijl. Aan de hand van de rijke archeologische collectie middeleeuwse voorwerpen van het Fries Museum, aangevuld met (inter)nationale bruiklenen, komt de eigenzinnige, verdwenen wereld van Friesland tussen 1067-1567 tot leven. Deze grote tentoonstelling sluit naadloos aan op het hooggewaardeerde Wij Vikingen in 2019.
Deze tentoonstelling wordt mede mogelijk gemaakt door het Mondriaan Fonds (het publieke stimuleringsfonds voor beeldende kunst en cultureel erfgoed), Prins Bernard Cultuurfonds, Provincie Fryslân, Wassenbergh-Clarijs-Fontein Stichting, Leeuwarder Ondernemerfonds, Stichting Het Nieuwe Stads Weeshuis en het Old Burger Weeshuis
Het Fries Museum wordt mede gefinancierd door de Provincie Fryslân, het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Gemeente Leeuwarden, de VriendenLoterij, de Ir. Abe Bonnema Stichting en de Vrienden van het Fries Museum