Rond 1815 besloot koning Willem I dat alle provincies moesten meedoen aan een centraal bestuur. De meeste Friezen hielden liever vast aan hun eigen bestuursvorm, maar ze kwamen er niet onderuit. In 1825 verenigden de Friese edelen zich met tegenzin in een ‘Ridderschap’ en namen deel aan de Provinciale Staten.
Bij de nieuwe functie hoorde een ambtskostuum voor officiële gelegenheden. De edelen mochten hun eigen ontwerp inleveren en kozen voor een pak van zwart laken met gouden borduursels. Daarin verwerkten ze symbolen voor de drie Friese gouwen (gebieden): korenaren voor Oostergoo, grashalmen voor Westergoo en eikentakken voor Zevenwouden. Een duidelijke verwijzing naar hun Friese identiteit en wellicht een klein teken van verzet.
1826-1849 laken, metaal, gouddraad, pailletten