Stel voor, je bent vrouw, erfgename van een edel geslacht en door overlijdensgevallen in de familie plotseling een gewilde huwelijkspartner voor machtige mannen die eerder nog jouw dierbaren het leven zuur maakten. Van liefde is geen sprake, de enige reden voor hen om met jou te trouwen is omdat ze op die manier over jouw erfdeel kunnen beschikken. Je was niet meer dan een middel om hun eigen macht, aanzien en bezit uit te breiden.
Het overkwam Maria van Jever (1500-1575), de laatste telg in de bloedlijn van het edele Friese geslacht Wiemken. De stamzetel van de Wiemkens lag in Jever, dat toen nog tot Ostfriesland (tegenwoordig Duitsland) werd gerekend. Al langere tijd aasde de concurrerende Friese familie Cirksena, waarvan de leider inmiddels de titel graaf van Ostfriesland droeg, op het bezit van de Wiemkens. Ze meenden er zelfs wettelijk aanspraak op te maken. Een huwelijk tussen beide huizen was de uitgelezen kans om daadwerkelijk de claims in de praktijk te doen gelden. Tot een bruiloft kwam het nooit.