Misschien is dit wel het vroegste pastorale portret van Wybrand de Geest. Keurig door hem gesigneerd met zijn monogram VDG – dat staat voor zijn verlatijnste naam Vibrandus de Geest – en het jaar 1643. Dat pastorale zit 'm zeker in het landschap en in de aanwezigheid van een kudde die bewaakt moet worden. Vandaar ook de herdersstaf op de schouder van het kind in het rood. Bloemen ontbreken zelden op een pastoraal portret, dus het weelderige boeket op zijn hoed hoort daar echt bij. Een strooien hoed welteverstaan, want die past goed bij het arcadische decor waar Wybrand beide kinderen voor gezet heeft. Alsof ze een toneelstukje spelen in hun gewaden van los vallende, glanzende stof. Een echte herdersjongen zou een stuk praktischer gekleed gaan, maar het portret wil ons een ideaal plaatje voorschotelen van onschuldige kinderen, die buiten tijd en verantwoordelijkheid nog wat rond mogen dartelen voor het serieuze leven als volwassene begint.
Het laten maken van een kinderportret was voorbehouden aan 'the happy few', aan mensen uit de bovenste laag van de samenleving. Alleen zij kunnen het zich veroorloven om niet alleen zichzelf maar ook hun kinderen te laten portretteren. Als herdertjes in dit geval, waarbij de kostbare stof van hun jurkjes boekdelen spreekt over hun deftige afkomst. Helaas is niet meer bekend, hoe de kinderen heten. Het moeten broer en zus zijn. Met haar hand in de zijne lijkt hij haar zachtjes te leiden. Zij kijkt ons trouwhartig aan, maar hij werpt een blik over zijn schouder naar iets wat buiten het kader van het doek gebeurt.